Deze Week In Atjeh...

Ik bevind me in Atjeh, Indonesië, waar ik voor het Community Driven Regeneration (CDR) programma van het International Rescue Committee (IRC), een internationale vluchtelingenorganisatie, werk. Deze Blog is bedoeld om familie, vrienden, kennissen en andere geïnteresseerden – met name donoren van de Stichting Vluchteling, hoofdfinancier van het CDR programma – op de hoogte te houden van mijn werk, mijn ervaringen en mijn gedachten gedurende mijn verblijf in Atjeh.

vrijdag, juli 28, 2006

28 juni - Het echte werk is begonnen!

Zo... mijn oriëntatie fase is duidelijk voorbij: ik heb een ontzettend drukke week achter de rug! Dat wil niet zeggen dat ik tijdens mijn oriëntatie weinig te doen had, in tegendeel, maar nu is het echte werk begonnen en dat bevalt me eerlijk gezegd ook prima!


Maandag heb ik zo’n beetje de hele dag met onze CDR adviseur gesproken omdat ze de volgende ochtend alweer het veld in zou gaan. We hebben veel besproken en hebben een tentatief programma voor mij uitgewerkt. Het programma moet nog verfijnd en goedgekeurd worden
, maar we weten al in grote lijnen wat ik de komende vijf maanden zal doen. Wat ik precies wanneer en waar zal doen moet nog blijken en daar komen we volgende week ook ongetwijfeld wel uit. Monitoren en evalueren van de implementatie van de gemeenschapsprojectvoorstellen, rapporteren, PR en informatie verspreiding en trainen zitten allemaal in mijn programma en zijn verder toegespitst op een aantal specifiekere taken. Kortom, genoeg te doen; ik zal me in ieder geval niet vervelen!







Ik ben deze week al begonnen met een aantal activiteiten. Om te beginnen zou ik samen met twee collega’s een aantal kaarten ontwikkelen waarop te zien is in welke dorpen het IRC werkzaam is. De kaarten zouden ook demografische informatie bevatten en een overzicht bieden van de lopende projecten. We zijn naar het Spatial Information and Mapping Centre (SIM) gegaan – een cartografische centrum opgericht door het Office of the United Nations Recovery Coordinator for Aceh and Nias (UNORC) en Aceh and Nias Rehabilitation and Reconstruction Board (BRR) – waar we een aantal kaarten hebben kunnen halen die we als basis kunnen gebruiken. De SIM heeft gelijk aangeboden om een aantal kaarten voor ons te bewerken; een geweldig aanbod dat te mooi is om niet op in te gaan. Aangezien de SIM echter geen gegevens heeft van een aantal dorpen waarin wij werken (omdat een aantal dorpen intussen zijn gesplitst) moeten we eerst nog GPS coördinaten verzamelen. En dat kan nog wel even duren. Voor onze eigen kaarten zijn we trouwens ook nog druk bezig om de meest actuele gegevens te verzamelen.


Verder heb ik met een aantal afdelingen gesproken over de manier waarop ze met het CDR programma verbonden zijn en vooral ook om additionele samenwerkingsmogelijkheden te ontdekken. Ik heb hier hoofdzakelijk met de gezondheidsafdeling over gesproken maar ook met de afdelingen Protectie en Child Youth Protection and Development (CYPD). Het CDR programma heeft in een uitgebreid deelname proces het vertrouwen kunnen winnen van de begunstigden en heeft in ieder dorp het opzetten van Community Development Boards (CDBs), ontwikkelingsraden, weten te faciliteren. Het CDR programma kan nu via de CDBs als intredingspunt fungeren voor andere afdelingen. Omdat ook dit te mooie kansen biedt om niet volledig te benutten zal ik hier met een aantal collega’s de komende weken uitgebreid over brainstormen om een strategie en werkplan uit te werken.


Daarnaast heb ik, onder andere, nog geholpen met het herzien van een rapport, een overzicht gemaakt van de trainingen die genoemd zijn in de tot nu toe goedgekeurde projectvoorstellen en geholpen bij het interviewen van een aantal sollicitanten voor een functie als CDR team leider.


Ik heb deze week weinig vrije tijd gehad en de vrije tijd die ik had heb ik besteed aan het lezen van rapporten en beleidsdocumenten... en films kijken! Thuis heb ik een boek en een aantal CDs liggen om Bahasa Indonesia te leren maar daar is ook nog maar weinig van gekomen. Gelukkig hoef ik niet te koken! Het kan wel, maar waarom zou ik? Voor één of twee euro heb je een volledige maaltijd, is zo klaar en erg lekker! Gisteren ben ik bovendien voor het eerst naar een A&W geweest, een Amerikaans fast-food restaurant, om toch eens een keertje iets anders te eten dan rijst of mie. A&W is bekend van het ‘root beer’ dat ze maken; ironisch genoeg was het bij hun al een paar dagen op.


Dit was het weer voor deze keer; niet de spannendste week, maar wel leerzaam. Omdat ik deze week niet het veld in geweest ben heb ik her en der een aantal foto’s van Banda Atjeh geplaatst
, waaronder ook een foto van het schip dat door de Tsunami nu vijf kilometer van de kust ligt, in het midden van de stad, dwars op een straat (zie mijn log van 23 juni). Hieronder volgen nog een aantal foto’s die onze CDR technisch specialist tussen Banda Aceh en Meulaboh heeft genomen vanuit de VN helikopter.



vrijdag, juli 21, 2006

21 juli - Einde oriëntatie

Ik ben deze week begonnen (of heb afgelopen week geëindigd) met een zeer ontspannen weekend. Het gasthuis in Meulaboh was volgeboekt met bezoekers van het hoofdkantoor in Banda Atjeh en dat maakte het erg gezellig. Lange wandelingen op het strand, genieten van kokosnootdrankjes en een leuk boek lezen waren aan de orde van de dag. Kortom: lekker ontspannen. Zoals ik afgelopen week schreef, kan je hier de meest heerlijke sappen verkrijgen. Mijn nieuwe favoriet is een mix van wortelsap en sinasappelsap. Het klinkt misschien een beetje raar maar het is echt lekker. Hetzelfde geldt trouwens voor rode bonen en maïs ijs! Apart, maar ik zou er dagelijks van kunnen eten! Ieder land heeft zo wel iets dat elders niet echt in de smaak valt. Voor Nederland zou dat bijvoorbeeld de haring zijn. Hier zijn het de doerians: ze smullen ervan (zie foto)! Ik probeer om, iedere keer dat het aangeboden wordt, er van te eten en ik begin de smaak een beetje te pakken te krijgen maar het heet ook niet voor niets de stinkvrucht! Bovendien begint het in je maag te fermenteren en je zou er zelfs aangeschoten van kunnen raken (interessant dat het zo populair is op een plaats waar er een algemeen alcoholverbod geld)!


Maandagochtend ben ik dus naar Suak Seumaseh, in het subdistrict Samatiga, gegaan om een focusgroepsdiscussie te houden met het dorpscomité, de Community Development Board (CDB). We zouden het gaan hebben over het CDR programma, hoe het proces is verlopen en wat we zouden kunnen doen om het te verbeteren. Voor mijn scriptieonderzoek heb ik eerder in Mozambique een aantal focusgroepsdiscussies gehouden. Officieel zouden er tussen de zes en 12 personen deel moeten nemen aan de discussie, allemaal experts op het te bespreken onderwerp. Je zou slechts een bemiddelende rol moeten spelen in de discussie door het aan te wakkeren; door de deelnemers te stimuleren om het een en ander met elkaar de bespreken totdat er een consensus bereikt wordt op een aantal thema’s. In Mozambique was het probleem dat de focusgroepsdiscussies snel uitgroeiden tot dorpsvergaderingen. In Suak Seumaseh heeft echter het omgekeerde zich voorgedaan; van de zeven leden van de CDB zijn er maar drie komen opdagen. Verder waren de beperkingen hetzelfde: taalproblemen, het feit dat ik één in plaats van twee helpers had (één om de discussie in stand te houden en een ander om voor mij te vertalen en aantekeningen te maken), het analytisch vermogen van de deelnemers en de vaardigheden van mijn tolk en natuurlijk ook van mezelf. Maar je blijft leren en je leert ook omgaan met de beperkingen. Er zijn hoe dan ook een aantal interessante uitspraken uit de discussie voortgekomen. Ik zal de hoofdpunten kort samenvatten.


De aanpak van het IRC, de duur van het CDR proces, de vereiste actieve participatie van de gemeenschap en het leveren van een eigen bijdrage zijn door Suak Seumaseh als problematisch ervaren. Zoals gebruikelijk is gedurende een noodhulpfase, voeren organisaties hun programma’s zelf uit. Het IRC heeft echter het voortouw genomen in het toepassen van een gemeenschapsgedreven benadering. Dit houdt in dat capaciteiten van gemeenschappen zodanig opgebouwd worden dat ze voor hun eigen ontwikkeling zorgen. Ze worden slechts begeleid bij het organiseren van hun kennis, het identificeren en prioriteren van hun problemen en het vinden van hun eigen oplossingen. Ze ontwikkelen en
, met financiële steun van het IRC, voeren vervolgens hun eigen programma’s uit. Actieve participatie en sociale betrokkenheid als ook een eigen bijdragen in geld en/of natura zorgen hierbij voor eigenaarschap, een essentiële voorwaarde voor duurzaamheid. Omdat veel organisaties nog steeds zelf hun programma’s implementeren, vraagt het veel energie om gemeenschappen van deze aanpak te overtuigen. Ze moeten er namelijk ook zelf veel tijd in investeren! Het grappige is dat al deze beperkingen vervolgens ook worden genoemd als sterke punten van het CDR programma: “het heeft even geduurd maar nu zien we het nut van deze aanpak in; we doen alles zelf en het zorgt ervoor dat we, ook als het IRC er niet meer is, door kunnen gaan met projecten in ons dorp uit te voeren”.


De rest van de week ben ik op een aantal veldbezoeken geweest met verschillende CDR teams, met name naar Kuta Teunogh en Sereumpoh in het subdistrict Arongan Lambalek, om het een en ander te regelen om een bankrekening te openen voor de CDBs. Ook ben ik naar het dorpje Kuta Nibong gegaan om de laatste wijzigingen aan te brengen aan een projectvoorstel (zie foto – Kuta Nibong is tijdens het regenseizoen moeilijk bereikbaar). Verder heb ik een van de CDR teams geholpen met het herzien van een tweetal projectvoorstellen en heb ik met een ander team uitvoerig gesproken over de verschillende stappen in het CDR programma. Ik zal niet schrijven over de uitkomsten van dit gesprek omdat ik dezelfde discussie graag met nog een aantal andere teams zou willen voeren – ik zal er dus ongetwijfeld nog op terug komen. Maar een ding is alvast duidelijk: ze zouden graag meer tijd hebben! Tot slot is onze CDR adviseur eind deze week teruggekomen van vakantie. Dit betekent dat mijn oriëntatie afgelopen is en dat we maandag een concreet programma met duidelijke taken voor mij uit gaan werken. Hoewel mijn bezigheden deze week al iets meer inhoudelijk waren, sta ik te springen om met het echte werk te beginnen! Vandaag ben ik trouwens met de auto teruggekeerd naar Banda Atjeh, een lange maar mooie reis (zie onderste foto).


Dat was het weer voor deze week. Uiteraard volgen hieronder nog een aantal mooie foto’s.


vrijdag, juli 14, 2006

14 juli - Teunom & Meulaboh

Deze week heb ik de laatste twee veldkantoren bezocht in Teunom en Meulaboh (zie kaart in mijn log van 23 juni).

Maandag- ochtend ben ik vanuit Calang naar Teunom gegaan, wat iets meer dan een uur rijden is. Teunom is een knus klein stadje ongeveer vijf kilometer van de kust. Het eerste wat mij daar opviel was hoe groen het er is (zie foto) en het enorme aantal kokosnootbomen. Het was me ook sterk aangeraden om naar een speciaal tentje te gaan wat aan een rivier ligt en daar te genieten van een kokosnootdrank. Dat heb ik dan natuurlijk ook gedaan. Je krijgt er een opengesneden groene kokosnoot met een beetje limoen en wat suiker erin. Erg lekker. Ze verkopen in Atjeh trouwens overal de meest heerlijke sappen; mijn favorieten op dit moment zijn zoete komkommersap, wat zeer verfrissend is, en avocadosap gemixt met gecondenseerde chocolademelk, een hele maaltijd! Maar dat even terzijde. In Teunom heb ik me weer gelijk aangesloten bij de CDR teams. Net als in Meulaboh zijn er ook hier drie teams van drie – één teamleider en twee helpers – die ieder verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het CDR programma in drie dorpen. Jammer genoeg mocht ik niet met een van de teams mee naar een vergadering met een dorpscomité (CDB) omdat deze gehouden werd in een moskee. Meestal wordt het wel toegestaan, maar soms helaas niet. Dit wordt vanzelfsprekend gerespecteerd. In plaats daarvan heb ik een aantal Quick Impact Programma’s (QIPs) bezocht.


Ter herinnering, QIPs zijn programma’s die als doel hebben om op korte termijn een stimulans te geven aan de lokale economie door het levensonderhoud van een groep mensen, of het hele dorp, te versterken. De begunstigden ontvangen een subsidie om bepaalde projecten uit te voeren.
Het IRC heeft deze QIPs uitgevoerd met financiële steun van Stichting Vluchteling.


Om te beginnen hebben we een groepje boeren bezocht. Deze boeren hebben een subsidie ontvangen om graan, gereedschap, herbiciden en kunstmest aan te kunnen schaffen. In Simpang Ulim hebben ze zelfs genoeg geld over gehouden om een winkeltje te kunnen openen (zie foto). Ze verkopen er landbouw spullen dat ze in grote kwantiteiten tegen lage prijzen in kunnen kopen. Alle boeren hebben hier profijt van. Daarna zijn we langs een aantal handelaars zaken gegaan in het centrum van Keunde Teunom; met name een aantal winkeltjes, een herenkapper en een koffieshop. Ze hebben allemaal een subsidie ontvangen om hun bedrijf weer op te starten. En zo te zien liepen ze allemaal erg goed. In Padang Kleng hebben we gesproken met een kleermaker die inmiddels zo’n goede reputatie heeft dat mensen helemaal uit Calang komen om er bestellingen te plaatsen. Vervolgens zijn we gaan kijken naar een vissersassociatie in Alve Ambang, vlak naast Keunde Teunom. Onder CARDI hebben de vissers gezamenlijk 40 boten met motoren ontvangen. Daarnaast kunnen ze aanspraak maken op nog eens 40 motoren; voor iedere boot die ze maken krijgen ze er een. Er was helaas niemand aanwezig maar we hebben wel de werkplaats kunnen bezoeken (zie foto). Tot slot zijn we nog naar Sarah Raya gereden. Daar heeft CARDI, samen met ADRA, een Australisch niet-gouvernementele organisatie, op twee plaatsen voor een veerbootje (zie foto) gezorgd zodat men weer eenvoudig de rivier over kan steken en makkelijker toegang krijgt tot de dichtbijzijnde markten. Er kunnen een aantal motorfietsen op en het zou zelfs auto’s kunnen vervoeren (maar dat zou ik niet zo snel doen)!


Dinsdagmiddag ben ik vervolgens doorgereden naar Meulaboh, waar ik nu nog steeds ben. Meulaboh is na Banda Atjeh de grootste stad langs de kust. Het is er erg gezellig; net als Banda Atjeh maar dan kleiner. Bijkomend voordeel is dat het strand op loopafstand van het gastenverblijf is. En het is ideaal om er te wandelen; je hebt kilometers onafgebroken strand! De omgeving ziet er weer fraai uit.
En voor de verandering ben ik ook hier weer hartelijk ontvangen! Van woensdag tot en met vrijdag ben ik vervolgens opnieuw met de CDR teams het veld ingegaan. Ik ben eerst in de stad nog naar een QIP wezen kijken; een groep van 11 kleermakers (zie foto's). Ze hebben van subsidies ontvangen om naaimachines, stof en naaimateriaal aan te schaffen. We hebben met drie kleermakers gesproken, waarvan ook het hoofd van de associatie, en ze zijn allemaal zeer tevreden met hun zaak. Vervolgens zijn we naar de dorpjes Kuta Teunogh en Sereumpoh gegaan in het subdistrict Arongan Lambalek om de eigen contributie op schrift bevestigd te krijgen. Ook ben ik met een CDR team over een tweetal projectsvoorstellen gegaan. Tot slot ben ik naar het dorpje Suak Seumaseh gegaan, in het subdistrict Samatiga, waar ik met de CDB een focusgroepsdiscussie zou hebben over het CDR programma; hoe ze het vinden lopen, wat gaat goed, wat gaat er juist niet goed, enzovoort. Kortom, wat kunnen we van elkaar leren om het programma te verbeteren. Maar de CDB had andere plannen; het dorp heeft de semi-finales bereikt van een lokaal volleybal toernooi en ze zouden zo gaan spelen. We hebben dus maar een afspraak gemaakt voor maandagochtend.


Dat was het weer voor deze keer! Groetjes aan iedereen en ik hoop tot volgende week. Hieronder volgen nog een aantal leuke foto’s.






vrijdag, juli 07, 2006

7 juli - Calang

Ik heb een geweldige week achter de rug.

Afgelopen weekend heb ik met drie collega’s en iemand die voor Oxfam werkt, doorgebracht in Sabang. Dit is een pittoresk eiland dat zich niet ver van de kust van Banda Atjeh bevindt (zie foto). Het eiland is tevens het beginpunt van Indonesië. Sabang is, zeker onder de buitenlanders, een geliefde weekendbestemming. Ten eerste omdat het er met groene heuvels, fijn wit zand en emerald groen water adembenemend mooi is. Maar ook omdat het er in vele opzichten minder streng is: je kan er gewoon in je zwembroek of bikini het water in en je kan er op het strand lekker genieten van een koud biertje! Bovendien kan er prachtig gedoken worden.


Dinsdag
ochtend ben ik vervolgens naar Calang gegaan, één van de vier veldkantoren van het IRC – ongeveer vijf uur rijden van het hoofdkantoor in Banda Atjeh. Calang en het kustgebied er omheen zijn heel zwaar getroffen door de Tsunami. Vele plaatsen zijn hier volledig, maar dan ook volledig, verwoest geweest. Het veldkantoor, oftewel de kampong, ligt aan het strand. De omgeving ziet er erg fraai uit. Mijn kamer staat maar zo’n 20 meter van het strand. Leuk, zou je denken, en dat is het ook, maar je moet wel even wennen aan het gedreun van de golven. De zonsondergangen zijn hier betoverend. Ik heb me in het veldkantoor aan iedereen voorgesteld en heb me gelijk aangesloten bij de drie jonge CDR teams. Ook hier ben ik hartelijk verwelkomd en de teams stonden te popelen om me hun voortgang in het veld te laten zien.


Woensdag was een bijzondere dag. In de ochtend ben ik met een van de drie CDR teams naar Blang Mon Lung gegaan, een klein dorpje ongeveer een uurtje rijden van Calang, richting Banda Atjeh. Daar zijn we, voor het aanleggen van een water systeem, de afstand wezen meten van een waterbron naar het dorp. Dit was de aanleiding voor een gezellige trek. Al hakkend en houwend zijn we langs een stroompje een kilometer de rimboe ingegaan (zie foto). Leuk detail: dit is het domein van de sumatraanse tijger! Maar jammer genoeg, of misschien juist gelukkig, hebben we er geen gezien. En het zou ook geen rimboe zijn als je er niet uitkwam met een aantal bloedzuigers aan je voeten. Het was in ieder geval een leuk avontuurtje; het is weer even iets anders dan een dag op het kantoor. Op de terugweg heb ik nog een aantal foto’s gemaakt van de verwoeste mangrovegebied (hieronder).







Om het een en ander in context te plaatsen wil ik de CDR strategie hier even kort samenvatten in een aantal stappen. Na een uitvoerige selectieprocedure worden de gekozen gemeenschappen in eerste instantie benaderd en geïnformeerd over het CDR programma. Mochten ze met het programma instemmen, dan wordt er een overeenkomst getekend. Hierna volgt een uitgebreid Community Participatory Assessment (CPA) waarin een aantal participatieve oefeningen uitgevoerd worden met de begunstigden. Het eindresultaat van dit proces is een actieplan. Op basis hiervan wordt er een zogeheten Community Development Board (CDB), een ontwikkelingsraad, gevormd dat verantwoordelijk is voor het schrijven van een projectvoorstel en vervolgens voor de hele projectcyclus. De gemeenschappen kunnen aanspraak maken op een subsidie tot 55.000,- USD (ongeveer 43,000,- EUR) om de verschillende projecten te realiseren. Een belangrijke voorwaarde is dat de gemeenschappen een aanzienlijke eigen bijdrage leveren aan de kosten. Hierdoor wordt er eigenaarschap gecreëerd, hetgeen essentieel is voor de duurzaamheid van het project.


Donderdag heb ik een ande
re CDR team vergezeld dat in het dorpje Padang Datar de CDB getraind heeft in het verwervingsproces. Padang Datar is een van de drie eerste dorpen waarvan het projectvoorstel deze week goedgekeurd is. In de avond zouden we aanwezig zijn bij het ondertekenen van het contract maar dat is helaas niet doorgegaan. Dat vond ik wel erg jammer. Vrijdag ben ik vervolgens met een CDR team naar het dorpje Kabong gegaan waar ze de lokale problemen geprioriteerd hebben en de CDB verkiezingen gehouden hebben (zie foto). Dat was erg boeiend.


Tot slot heb ik nog een Quick Impact Programma (QIPs) bekeken. Nogmaals, de QIPs zijn programma’s die als doel hebben om op korte termijn een stimulans te geven aan de lokale economie door het levensonderhoud van een groep mensen, of het hele dorp, te versterken. De begunstigden ontvangen een subsidie om bepaalde projecten uit te voeren.
Het IRC heeft deze QIPs uitgevoerd met financiële steun van Stichting Vluchteling. In Sentosa heb ik met het hoofd van de associatie voor becak rijders gesproken. Een becak is een locale taxi bestaande uit een motorfiets met een zijspan waarin een aantal mensen vervoerd kunnen worden (zie foto). In totaal hebben 38 becak rijders een subsidie ontvangen in het subdistrict Krueng Sabee. Met de subsidie hebben de begunstigden een aanbetaling kunnen doen om een becak aan te schaffen. Van hun inkomsten gaat een deel naar de associatie, dat voor alle administratieve zaken zorgt en de schulden aflost bij de leverancier. Na twee jaar zullen ze hun schuld volledig afgelost hebben. Het hoofd van de associatie is erg tevreden met het programma; hij was er ook erg over te spreken. "Iedereen is blij om weer een inkomen te hebben en om weer te kunnen doen wat ze ook voor de Tsunami deden". Het belangrijkste vond hij de duurzaamheid van het programma, van dit soort initiatieven mochten er wel meer komen.


Dat was het voor deze log, ik laat het hierbij. Hieronder volgen nog een aantal foto’s. Zoals uit deze foto’s af te leiden valt, is het potentieel voor toerisme in Atjeh enorm... ware het niet voor de Sharia wetgeving.