Deze Week In Atjeh...

Ik bevind me in Atjeh, Indonesië, waar ik voor het Community Driven Regeneration (CDR) programma van het International Rescue Committee (IRC), een internationale vluchtelingenorganisatie, werk. Deze Blog is bedoeld om familie, vrienden, kennissen en andere geïnteresseerden – met name donoren van de Stichting Vluchteling, hoofdfinancier van het CDR programma – op de hoogte te houden van mijn werk, mijn ervaringen en mijn gedachten gedurende mijn verblijf in Atjeh.

vrijdag, november 17, 2006

17 november - Betaalde CDB leden



Deze week heb ik hetzelfde gedaan als afgelopen week – projecten monitoren, ideeën verzamelen voor uitwisselingsbezoeken, trainingsbehoeftes inventariseren en identificeren van best practices om verschillende sociale groepen effectief te mobiliseren en te betrekken bij het CDR programma – alleen nu in het veldkantoor in Teunom. Daarnaast heb ik een viertal Community Development Boards (CDBs) gevraagd om een geschikte kandidaat te vinden om deel te nemen aan een training over school comités.







Nu naar de vraag of CDB leden betaald zouden moeten worden. Zoals ik afgelopen week schreef wordt deze vraag ons regelmatig door CDB leden en soms ook door onze staf gesteld. Het is ook iets dat zowel in Calang als in Teunom naar boven kwam tijdens de groepsdiscussies om best practices te identificeren.


Om het een en ander nogmaals in context te plaatsen zal ik de CDR strategie kort samenvatten. Na een uitvoerige selectie- procedure worden de gekozen gemeenschappen benaderd en geïnformeerd over het CDR programma. Mochten ze met het programma instemmen, dan wordt er een overeenkomst getekend. Hierna volgt een uitgebreid Community Participatory Assessment Workshkop (CPAW) waarin een aantal participatieve oefeningen worden uitgevoerd met de begunstigden. Het eindresultaat van dit proces is een actieplan en op basis daarvan wordt de CDB gevormd. De leden van de CDBs schrijven vervolgens een projectvoorstel en dragen dan de verantwoordelijkheid voor de hele projectcyclus. De gemeenschappen kunnen aanspraak maken op een subsidie tot 55.000,- USD (ongeveer 43,000,- EUR) om de verschillende projecten te realiseren.


De leden van de CDBs worden dus behoorlijk belast. Hun rollen vereist veel tijd en inspanning. Ze moeten alles zien te coördineren en dienen vaak te vergaderen, monitoren en rapporteren. Bovendien moeten ze zich houden aan strenge boekhouding-, wervings- en overige procedures (zie mijn weblog van 22 september). Aangezien de meerderheid van de CDB leden gewoon werken, is dit iets wat ze in hun vrije tijd moeten doen.


Met dit in gedachten zou het aan de ene kant gerechtvaardigd zijn dat de leden van de CDBs gecompenseerd worden voor hun moeite. In mijn weblog van 25 augustus wees ik tevens op de vloed Internationale Niet–Gouvermentele Organisaties (INGOs) dat zich in antwoord op de Tsunami van December 24th, 2006 in Aceh heeft neergestreken. Gemeenschappen kunnen zich in sommige gevallen veroorloven om kieskeurig te zijn en voelen er misschien weinig voor om projecten zelf uit te voeren, wat in de aanpak van het CDR programma centraal is. Terwijl het IRC het voortouw heeft genomen in gemeenschaps- gedreven ontwikkeling bestaan er veel organisaties die een mindere actieve vorm van participatie van hun begunstigden vragen. Daarnaast hebben veel gemeenschappen tijdens de noodhulpfase meegedaan aan zogenaamde voedsel-voor-werk (food-for-work) of geld-voor-werk (cash-for-work) programma’s en hebben in sommige gevallen per diems ontvangen om vergaderingen bij te wonen. Voor deze redenen is het vaak een uitdaging geweest om onze doelgroep te overtuigen van de aanpak van het CDR programma, waarbij ze ineens alles zelf moeten gaan doen en zelfs een deel van de kosten moeten dekken (meestal in natura). Een ander argument dat wel eens aangevoerd wordt om de CDB leden te betalen is dat het de risico van corruptie zou verminderen; als ze er al iets voor terug krijgen zou er minder stimulans zijn voor frauduleus gedrag.


Aan de andere kant, is het niet zo dat er niets tegenover het werk van de leden van de CDBs staat. Ze ontvangen namelijk een aanzienlijke subsidie om hun eigen projecten te realiseren. Verder was het van tevoren bekend dat er veel gevraagd zou worden van de CDBs en dat ze daar rekening mee moesten houden bij de verkiezing van de leden. Er is van tevoren ook heel duidelijk gesteld dat de functies onbetaald zouden zijn en dat ze daarom gedreven kandidaten moesten kiezen die zich graag voor het gemeenschappelijk goed in wilden zetten. Het gaat ook om duurzaamheid. Het IRC en andere (I)NGOs zullen zich langzaam gaan terugtrekken uit Aceh. Uiteraard is het de bedoeling dat de CDBs in de gemeenschappen blijven voortbestaan, ontwikkelingszaken coördineren en mogelijk andere instanties zullen benaderen om nieuwe projecten te financieren. Als het IRC de CDB leden zou betalen en vervolgens wegtrekt, is de kans groot dat deze instituties zich ontbinden als ze plots ontbetaald door moeten gaan.


Ik moet zeggen dat ik er niks op tegen zou hebben als de gemeen- schappen besluiten om de CDB leden uit eigen zak een of andere vorm van compensatie te bieden. Dat zou tenminste duurzaam zijn maar ik zie het in ieder geval niet als de rol van het IRC om de CDB leden te betalen. Vaak gaat het echter niet over geld maar over erkenning. Deze erkenning wordt te vaak en te snel bij het IRC gezocht terwijl er vergeten wordt dat ze niet voor het IRC werken; ze doen het voor henzelf. De erkenning moet dus van de gemeenschappen komen (maar natuurlijk mogen ze blijven rekenen op de steun en aanmoediging van het IRC)!


Dat was het weer voor deze week, tot de volgende keer!


Groetjes,

Alex